menu

Hebben klonen een ziel en een geest?

Margarete van den Brink 

Een lezeres van ons blad zag een tijdje geleden een programma op TV over een gekloonde hond. Dat riep de vraag bij haar op: Hebben gekloonde dieren of mensen ook een ziel, een astraallichaam en een geest? Gekloonde wezens hebben, dacht zij, de kringloop van dood en leven niet doorgemaakt en komen dus niet vanuit de lichtwereld naar de aarde.

Hans Stolp vroeg mij deze vraag in Verwachting te beantwoorden. Dat is best een klus want in wezen weten we nog heel weinig wat er in geestelijk opzicht bij het klonen gebeurt. Toch kunnen we met behulp van het antroposofisch mensbeeld wel een eindje komen.

Wat is het verschil tussen natuurlijke bevruchting en klonen?

Beide wegen hebben te maken met het ontstaan van nieuw leven. Dat nieuwe leven kan een plant, een dier of een mens zijn. Het eindresultaat van die wegen is echter totaal verschillend. Bij de natuurlijke wijze van bevruchting ontstaat nieuw leven doordat een ontmoeting tot stand komt tussen de manlijke zaadcel en de vrouwelijke eicel. De zaadcel dringt de eicel binnen en de kernen versmelten met elkaar. Op dat moment vindt de conceptie, de bevruchting, plaats. Een bevruchte eicel heet een embryo of een zygote. Vrij snel daarna volgen celdelingen en nestelt het embryo zich in de baarmoeder van de vrouw. Daar groeit het nieuwe leven via het stadium van de foetus uit tot een baby, een klein mensje. Kenmerkend voor de natuurlijke bevruchting is dat het genetisch materiaal (het DNA) van beide partners dat zich in de kernen bevindt, met elkaar samensmelt. Door het samensmelten van de twee kernen erft de baby eigenschappen van zowel de man (de vader) als van de vrouw (de moeder).

De conceptie is een onbegrijpelijk ingewikkeld en mysterieus proces dat op natuurlijke wijze geheel en al vanzelf plaatsvindt.

Een variant hierop is de in-vitrofertilisatie (IVF), in Nederland ook wel de reageerbuisbevruchting genoemd. Bij IVF vindt de bevruchting plaats in een fertiliteitslaboratorium waar eicellen en zaadcellen buiten de moeder met een pipet worden samengebracht. Na de bevruchting, dus als er sprake is van een versmelting van de twee kernen, wordt de bevruchte eicel, het embryo, in de moeder geplaatst.

Kunstmatig ingrijpen in het erfelijke materiaal

Bij het klonen en ook bij genetische manipulatie van het embryo gebeurt er iets heel anders. Hier grijpt de mens in op kunstmatige wijze diep en rigoureus in het erfelijke materiaal van dieren en mensen. Voor de duidelijkheid: het genetisch modificeren van menselijke embryo’s en het klonen van dieren en mensen is in Nederland verboden. Elders in de wereld gebeurt dat wel. In Engeland hebben wetenschappers sinds begin 2016 zelfs toestemming om ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek menselijke embryo’s genetisch te manipuleren. Dat wil zeggen dat zij het DNA, het erfelijke materiaal van menselijke embryo’s, mogen veranderen, verwijderen of er iets aan toevoegen. In Nederland mag dat niet. De Nederlandse Embryowet staat wel toe dat embryo’s, die overblijven na een IVF - behandeling, gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van therapeutisch klonen. Therapeutisch klonen is klonen met de bedoeling om lichaamscellen te produceren die kunnen bijdragen aan de genezing van bepaalde ziekten.

De techniek van het klonen

De techniek die bij het klonen wordt gebruikt heet kerntransplantatie, ook wel ‘somatic cell nucleus transfer’ (SCNT) genoemd. De kern van een genetische ouder, de donor, wordt in vitro (in een glazen bakje) ingebracht in een ontkernde eicel die vervolgens wordt ingebracht in de baarmoeder van een draagmoeder. In l996 werd deze methode toegepast in Engeland met als resultaat het eerste gekloonde schaap, Dolly, geheten. Onderzoekers haalden een cel uit het uierweefsel van een volwassen vrouwelijk schaap, de donormoeder, verwijderden daaruit de kern (dus het genetische materiaal, het DNA) en plaatsten deze kern in een lege eicel (waar eerder de kern uitgehaald was). Met behulp van veel ingrepen van de onderzoekers groeide die eicel uit tot een embryo. Deze werd in een draagmoeder schaap geplaatst. Daaruit werd Dolly geboren, kloon van de donormoeder.

Bij het klonen wordt de voortplanting via geslachtscellen: een eicel en een zaadcel die met elkaar versmelten, omzeild. Klonen wordt daarom ook ongeslachtelijke voortplanting genoemd. Een belangrijk kenmerk is dat het erfelijke materiaal van de kloon afkomstig is van één ouder, en niet van twee verschillende ouders. Het resultaat is de reproductie van een genetisch identieke kopie van de ene, gekloonde ouder (van een dier of een mens).

Hoe zit het met de ziel, het astraallichaam en de geest?

Om die vraag te kunnen beantwoorden nemen we als voorbeeld het natuurlijke bevruchtingsproces.

Dit proces begint met een eicel en een zaadcel die met elkaar versmelten en daarmee iets totaal nieuws tevoorschijn brengen: een embryo. Het embryo wordt een foetus en vervolgens een baby die op een gegeven moment geboren wordt. Deze baby is drager van overgeërfde eigenschappen van beide ouders. En net als de beide ouders bezit ook het levend organisme dat uit hen voortkomt: het embryo, de foetus en de baby, een fysiek lichaam, een etherlichaam, een astraallichaam, een ziel en een geest.

Het fysieke lichaam is te zien in de uiterlijke vorm van het embryo en alle stadia daarna. Het is materieel. We kunnen het vastpakken. Daarnaast beschikken embryo’s etc. ook over een etherlichaam, want ze leven, ze hebben levenskracht en groeien. Ze zijn niet dood.

Bovendien zijn ze actief en bewegelijk. Dat is vooral te zien aan de snelle toename van het aantal cellen na de conceptie.

Een geheimzinnige kracht

Maar er is meer. In de cellen blijkt een geheimzinnige kracht te werken die ervoor zorgt dat in de chaos, die na de versmelting in het embryo ontstaat, een samenspel begint tussen wat we kunnen noemen onzichtbare vormgeving en zichtbare vorm. In de derde week na de conceptie wordt er bijvoorbeeld al duidelijk aan de aanleg van het hart gewerkt. Vanuit een onzichtbare vorm doen hoge scheppende geestelijke wezens het bewegende bloed ontstaan waaruit het hart zich vormt.

Die bewegende, vormende kracht gaat uit van het astraallichaam dat met het embryo verbonden is.

Het astraallichaam, of liever gezegd, de geestelijke wezens die in en via het astraallichaam werken, brengen orde en vorm, dat wil zeggen ordening en structuur, in de ontstane situatie van de levende chaos die kenmerkend is voor het embryo. Daarmee worden al heel vroeg de grondpatronen van het nieuwe lichaam zichtbaar. De ordening laat zien dat er sprake is van bezieling, van een ziel die orde schept. En de geest? Ook die is aanwezig en wel in de zichtbare intentie, de bedoeling, het plan, dat aan dit hele gebeuren ten grondslag ligt. Die intentie zorgt ervoor dat er een heel bepaald dier of een bepaald mens met bepaalde eigenschappen en vermogens en een bepaald lot, gevormd en geboren wordt. De intentie geeft het doel, de zin en betekenis, aan. Dat is het geestelijke element.

Het samenkomen van lichaam en geest

Zoals u o.a. door de artikelen in Verwachting weet, bestaan wij mensen uit een lichaam, een ziel en een geest. Hierboven keken we naar de samenstelling en de bouw van het lichamelijke element. Dit lichamelijke element: het fysieke lichaam met zijn geestelijke krachten: het etherlichaam, het astraallichaam, en de daarin werkende geest, begint zijn ontwikkeling op aarde in de buik van de moeder.

Met deze op aarde gebouwde lichamelijkheid verbindt zich nu een geestelijk wezen. Een geestelijk wezen dat na een vorig leven als mens door de verschillende gebieden van de geestelijke wereld heengegaan is en via de lichtwereld opnieuw naar de aarde afdaalde voor een nieuwe incarnatie. Wanneer komen beide, dit geestelijk wezen en zijn aardse lichamelijkheid, nu bij elkaar? Dat gebeurt bij de conceptie. Dus op het moment dat eicel en zaadcel in elkaar overgaan en met elkaar versmelten. Van dat moment af werken in het nieuwe organisme niet alleen de in de lichamelijkheid werkende geestelijke (etherische en astrale) krachten, maar ook die van het geestelijke wezen dat bezig is te incarneren.

Lemurië

Tijdens de conceptie herhaalt zich zo het grootse gebeuren dat halverwege de Lemurische tijd voor het eerst plaatsvond: de indruppeling van het ik in het toenmalige astrale lichaam en daarmee de beginnende indaling en werking van de geest in de lichamelijkheid! Sindsdien herhaalt zich dit gebeuren bij iedere conceptie. En net als in de Lemurische tijd zijn bij dit grootse gebeuren hoge scheppende geestelijke wezens actief als de Elohiem. Zij dragen als Geesten van de Vorm zorg voor de vormgeving aan de menselijke (en dierlijke) lichamelijkheid vanaf de conceptie en daarna.

Wij zijn geen product van onze cellen, genen of DNA

Iemand die veel over dit grandioze proces van het samengaan van lichaam en geest en de ontwikkeling daarvan tijdens het embryonale stadium weet en te vertellen heeft, is de arts en antroposoof dr. Jaap van der Wal. Van der Wal was tot zijn pensionering in 2012 onderzoeker en universitair hoofddocent Anatomie en Embryologie aan de universiteit van Maastricht. Hij toont aan dat het menselijke lichaam in de embryonale periode zijn beginnende menselijke vorm krijgt als gevolg van een voortdurende metamorfose van vormen en vormprocessen die stap voor stap te volgen en te herkennen zijn.

Onvermoeibaar benadrukt hij dat wij mensen niet vanuit onze cellen, organen, genen of DNA zijn ontstaan, zoals de materialistisch georiënteerde wetenschap vertelt, maar vanuit de geest die zich een lichaam schept. Wij zijn geen product van ons lichaam of van iets materieels, maar een product van de geest. Het is de geest en het zijn de krachten van hoge, scheppende, geestelijke wezens die tijdens de embryonale periode in een gefaseerd tempo genen, cellen, en organen als het hart, longen, ogen, oren, handjes en voetjes tot stand brengen en zo een organisme vormen waarin het geestelijke zelf, de geestelijke kern, geleidelijk aan tot incarnatie komt. Dat wil zeggen zich als incarnerend geestelijke wezen stap voor stap met deze lichamelijkheid verbindt, daarin leeft en zo als mens in verschijning treedt.

Embryosofie

Vanuit deze spirituele visie, embryosofie (wijsheid omtrent het embryo) geheten, is een embryo niet zomaar een klompje cellen waar je willekeurig iets mee kunt doen, zoals de materialistisch georiënteerde opvatting beweert. Op het moment dat er door de conceptie een embryo, een zygote, ontstaat, aldus Van der Wal, is er sprake van een menselijk organisme, een menselijk wezen! Dat wil niet zeggen dat je er niets mee mag doen, maar je moet je wel bewust zijn dat het niet zomaar een celletje of clustertje van cellen is. Het is een levend wezen, een mens, van één dag oud. Ieder van ons heeft er zo uitgezien toen we één dag oud waren.

Welke gevolgen heeft klonen en genetische manipulatie?

We zullen die vraag vanuit twee kanten bekijken: vanuit de lichamelijke kant en vanuit de geestelijke kant. Eerst de lichamelijke kant.

We zagen dat gezonde eicellen, zaadcellen en embryo’s behalve met een fysiek lichaam ook met een etherlichaam (leven, groei), een astraallichaam (beweging en vormgeving) en met een geest (doel, intentie) verbonden zijn. Dat is ook het geval bij klonen en genetische manipulatie. Daar wordt immers gebruik gemaakt van oorspronkelijke (natuurlijke) cellen.

De vraag is nu wat er door de kunstmatige ingrepen met die cellen en de daarmee verbonden geestelijke lichamen en krachten gebeurt. Welke veranderingen treden daardoor in deze geestelijke lichamen op? Wat zijn daarvan de consequenties? Welke invloed hebben deze manipulaties op het werk van de daarbij betrokken geestelijke wezens? Op de geestelijke wezens zelf? We weten het niet.

Vragen als deze worden nog indringender bij genetische manipulatie waar zeer ingrijpende veranderingen aangebracht worden in het erfelijke materiaal van dieren en van menselijke embryo’s, menselijke wezens. Welke uitwerkingen dat heeft op toekomstige generaties is eveneens totaal niet te overzien. Genetische veranderingen in embryo’s worden via de erfstroom overgebracht op het nageslacht en werken zo door in volgende generaties. Vandaar dat een groep topwetenschappers, bewust van de gevaren, afgelopen jaar actievoerden voor een wereldwijd algeheel verbod op het genetisch manipuleren van embryo’s van mensen.

Van alles is mogelijk

Het sleutelen aan het erfelijke materiaal maakt het mogelijk al vóór de geboorte (erfelijke) ziektes te voorkomen of uit te bannen, te bepalen of er een jongen of een meisje geboren wordt, wat de kleur van de ogen zal zijn, etc. Ook kunnen ongewenste eigenschappen worden uitgeschakeld, of gewenste juist worden toegevoegd. Door het knippen in het DNA is er van alles mogelijk. Met andere woorden: de mens heeft de mogelijkheid in handen gekregen via de technologie een zelfontworpen mens voort te brengen. Een technologie die doelbewust ook gebruikt zou kunnen worden om minder goedaardige doelen te realiseren. Bijvoorbeeld door de ontwikkeling van de mensheid of van bepaalde bevolkingsgroepen in een bepaalde richting te sturen.

De geestelijke kant

Wat komt een incarnerend menselijk wezen in zulke situaties tegen? Bij een gekloonde of genetisch gemanipuleerde lichamelijkheid treft deze geen behuizing aan die bij haar of hem en het meegebrachte lot past, zoals bij de natuurlijke bevruchting het geval is. Het is daarom de vraag of deze zich met dit vreemde lichaam en het niet bij haar of hem horende levenslot, wil verbinden. Zo dat wel zo is, wat gebeurt er dan met het meegebrachte lot, het meegebrachte karma? En welke gevolgen heeft dit dan voor die mens zelf, voor zijn relaties met anderen, voor (zijn plaats in) de wereld? Voor zijn toekomst als menselijk wezen?

Het kan ook zijn dat dit geestelijke mensenwezen zich uit de incarnatie terugtrekt en elders een ingang tot incarnatie zoekt. Als dat gebeurt is er in de moeder of in het laboratorium echter al wel een lichamelijkheid geschapen. Die blijft niet onbenut. De vraag wordt dan: Welk geestelijk wezen trekt alsnog in die verlaten lege behuizing? En: Welke kwaliteit heeft dit geestelijke wezen?

Al deze vragen - en er zijn er nog veel meer te stellen - laten zien hoezeer we diepere, geestelijke inzichten nodig hebben om als mensheid op de goede weg te blijven in de richting van zelfbewuste vrijheid, wijsheid en het goede. Eigenschappen die wij mensen gaandeweg zelf veroveren door de uitdagingen aan te gaan die het leven ons biedt en door de onvolmaaktheden van je eigen lichamelijkheid.

Wie incarneert?

Het antwoord op de vraag van de lezeres is dus: Met een kloon en een genetische gemanipuleerde lichamelijkheid zijn geestelijke lichamen, een ziel en een geest verbonden. De vraag is echter welke kwaliteit deze geestelijke krachten door de ingrepen gekregen hebben en welke invloed dat op het erfelijke materiaal van toekomstige generaties heeft. En daarnaast: Welk geestelijk wezen verbindt zich met die gemanipuleerde lichamelijkheden? Ook dat blijft een open vraag.


Bronnen:

© Esoterisch Christendom 2024