menu

Ervaringen van mensen die een nieuw orgaan kregen

Orgaandonatie deel 2  

Hans Stolp 

In het vorige nummer beschreef ik, wat de ontvangers van een nieuw orgaan ervaren: dat niet alleen herinneringen van de donor meekomen met dat nieuwe orgaan, maar ook bepaalde karaktertrekken en voorkeuren. Toen de achtenveertigjarige Sylvia Claire een nieuw hart kreeg van een achttienjarige student, kreeg ze na de transplantatie plotseling behoefte aan bier, kipnuggets en groene paprika’s, waar ze voordien geen enkele behoefte aan had gehad. Later bleek dat haar donor Tim daaraan verslingerd was geweest.[1] Ook werd ze veel directer en meer uitgesproken van karakter, wat ze voor de transplantatie veel minder geweest was.

Een van de indrukwekkendste voorbeelden beschrijft Paul Pearsall: hij vertelt dat een achtjarig meisje het hart kreeg van een tienjarig meisje dat vermoord werd (en hersendood was). Het achtjarige meisje – de ontvangster van het hart van het vermoorde meisje – kreeg nachtmerries over de moordenaar. Die waren zo heftig dat ze hulp kreeg van een psychiater. Aan hem vertelde ze allerlei details over de moord die ze helemaal niet kon weten. Daarop schakelde de psychiater de politie in. Deze wist op grond van de gegevens van het meisje de moordenaar op te sporen. Hij werd veroordeeld op grond van de talrijke gegevens die het meisje had gegeven en die allemaal bleken te kloppen.

Pearsall zegt dan ook dat onze organen bezield zijn, drager van onze herinneringen en dat ze na een transplantatie ‘oude’ herinneringen blijven uitzenden.[2]

Verhalen als deze die de laatste tijd steeds meer naar boven komen, passen naadloos in de visie die Rudolf Steiner heeft: dat onze herinneringen (en dus ons geheugen) leven in ons etherisch lichaam. Ons korte termijn geheugen leeft bovenin dat etherische lichaam, het lange termijn geheugen onderin. En wel daar, waar ons etherische lichaam onze organen doordringt. Ons geheugen leeft dus op de oppervlakte van onze organen.

Het geheugen van onze organen

Onze organen bewaren elk andersoortige herinneringen die specifiek bij dat orgaan passen. Marieke de Vrij vertelt welke dat zijn[3]:

  • Onze longen bewaren de herinneringen die te maken hebben met onze inzichten. Inzichten komen immers van buitenaf of vanuit de geestelijke wereld naar ons toe; dat lijkt sterk op inademen: lucht van buitenaf in je opnemen. Bovendien bewaren onze longen alle herinneringen die te maken hebben met het innemen van je eigen ruimte: adem diep in, neem je eigen ruimte in. Longproblemen ontstaan – geestelijk gezien - vaak daar, waar mensen hun ruimte niet durven innemen.
  • Onze lever bewaart alles wat nog verwerkt moet worden. Is er teveel wat nog niet verwerkt werd, dan wordt de lever ziek.
  • Onze nieren hebben te maken met communicatie. Ze bewaren alle herinneringen aan momenten, waarop we bang waren onszelf aan anderen te geven, of waarbij we het gevoel hadden niet gezien te worden.
  • Ons hart bewaart alle herinneringen aan ons levensplan en aan de verwerkelijking daarvan. Ook bewaart het de herinneringen van ons geweten: wat goed was en wat niet goed was.

Als organen dus getransplanteerd worden, nemen ze de bij hen behorende herinneringen met zich mee. Vandaar dat organen, overgeplant in een ander lichaam, ook in dat nieuwe lichaam ‘oude’ informatie blijft uitzenden.

Gebonden aan de aarde

De gevolgen van transplantatie zijn voor de donor ingrijpend. Een deel van zijn persoonlijkheid of ziel blijft, zoals we zagen, gebonden aan het orgaan dat nu verder leeft in het lichaam van een ander mens. Daarom kan de donor na zijn dood niet onbelemmerd opstijgen naar de hogere geestelijke werelden, maar blijft hij aan de aarde gebonden. Pas als de ontvanger sterft en daarmee ook het orgaan dat de donor heeft afgestaan sterft, kan hij verder gaan op zijn weg door de geestelijke werelden.

Dat heeft als gevolg dat de aandacht van de donor na zijn dood lange tijd gericht blijft op de aarde, ofwel de wereld van de materie. En dat heeft op zijn beurt weer gevolgen voor zijn volgende incarnatie: hij keert terug als een mens die sterker dan vroeger op de materie is gericht, ofwel als een uitgesproken materialistisch mens. En juist in deze tijd is dat niet goed.

Sinds 1899 is er immers een einde gekomen aan het Kali Yuga of het IJzeren Tijdperk en begint het gordijn naar de geestelijke wereld weer voorzichtig open te gaan. Sinds die tijd is het onze opdracht ons weer bewust te worden van de geestelijke wereld en ons platte materialisme te overwinnen. Deze opdracht kan de donor niet volbrengen, integendeel. Hij wordt materialistischer dan ooit. Door donor te worden blokkeren we dus onze geestelijke ontwikkeling zoals die bedoeld is!

Dit inzicht: de gevolgen van transplantatie voor de donor, is voor mij een belangrijke overweging bij mijn beslissing om wel of niet donor te worden.

Afstoting

Ons lichaam – en dus ook alle organen van ons lichaam - heeft een specifieke trilling die alleen bij dit lichaam (en dus: bij deze organen) past. Wordt een orgaan getransplanteerd, dan past zijn trilling niet bij de organen van dat andere lichaam: elke lichaam heeft immers een eigen, unieke trilling. Dat houdt in dat een getransplanteerd orgaan een trilling heeft die afwijkt van het lichaam (en de organen) van de ontvanger. En dus begint dat lichaam het ontvangen orgaan af te stoten. En het gevolg daarvan is weer dat er medicijnen nodig zijn om deze afstoting tegen te gaan.

Dat bij transplantatie afstoting een belangrijke rol speelt, is de meeste mensen wel bekend. Wat meestal niet bekend is, is wat de medicijnen tegen afstoting doen: ze werken in op de trilling van de organen van het eigen lichaam en passen deze trilling aan – en wel aan die van het ontvangen orgaan. Dat is wel ingrijpend: niet de trilling van het ontvangen orgaan wordt aangepast, maar de trilling van de eigen organen!

Maar als de trilling van de eigen organen veranderd wordt, wordt daarmee natuurlijk ook de trilling van het etherisch lichaam veranderd. En dat heeft weer als gevolg dat het etherische lichaam en het astrale lichaam (wier trillingen zo zorgvuldig op elkaar zijn afgestemd) niet goed meer kunnen samenwerken. Daardoor kunnen de gevoelens en emoties die in het astrale lichaam leven, moeilijker geuit worden, ofwel via het etherische en fysieke lichaam tot uitdrukking worden gebracht.

Daardoor komt het dat vaak wordt waargenomen dat het karakter van iemand die een orgaan (van een ander) ontvangen heeft, vervlakt. Dát is het dus wat de medicijnen tegen afstoting bewerken: een vervlakking van de persoonlijkheid van de ontvanger! Natuurlijk heeft dat ook invloed op het realiseren van de levensopdracht die wij op ons genomen hebben.

Hersendood is niet dood

De meeste organen zijn een schenking van mensen die in een diep coma geraakt zijn en hersendood verklaard zijn. Dat iemand hersendood is, wordt bepaald aan de hand van de Glasgow Coma Schaal die van drie tot vijftien punten loopt. Bij vijftien punten is de zieke bij volledig bewustzijn, bij drie punten diep comateus. Wordt bij de proeven en testen van de arts bij een comateus iemand een coma vastgesteld van tussen de drie en de acht punten, dan wordt zo iemand hersendood verklaard.

Alleen: iemand die hersendood verklaard is, is niet dood. De Limburger Jan Kerkhoffs was hersendood verklaard en de artsen vroegen aan zijn vrouw toestemming om zijn organen uit te mogen nemen. Zij weigerde dat. Een week later ontwaakte Kerkhoffs en kwam weer tot bewustzijn.[4] In zijn boek vertelt hij onder meer dat hij de testen van de arts om te vast te stellen of hij hersendood was, heeft gevoeld en dat die uiterst onaangenaam waren.

Voorbeelden als deze zijn er vele. Zelfs op onze thema-dag vertelde iemand dat zij dat ook met haar moeder had meegemaakt: haar moeder was hersendood verklaard. Toch weigerden de kinderen toestemming te geven om haar organen uit te nemen. Enige tijd later kwam ze weer tot bewustzijn, werd weer beter en kon gewoon weer verder gaan met haar leven.

Hersendode vrouwen die zwanger zijn, blijken een kind te kunnen baren. Hersendode mannen kunnen een erectie krijgen. Welke dode kan een kind baren of een erectie krijgen?

Pim van Lommel

Ook voor iemand als Pim van Lommel wordt hier een grens overschreden. Degene die diep comateus is, is stervende. Wanneer hij hersendood wordt verklaard en donor wordt, sterft hij op de operatietafel, alleen, zonder zijn geliefden om zich heen en op een tijd die door de artsen wordt vastgesteld. Het eigen sterfproces wordt de hersendode (geen dode, maar een stervende!) dus ontnomen. Ook dit is voor mij een belangrijke overweging bij mijn beslissing om wel of geen donor te worden.

Hoe ontstond het criterium hersendood?

In 1967 vond de eerste harttransplantatie plaats in Zuid-Afrika door dr. Christiaan Barnard. Het jaar daarop - in 1968 - vonden er wereldwijd meer dan 100 transplantaties plaats. De Verenigde Staten wilden ook in hun land transplantaties mogelijk maken. Maar waar haal je de benodigde organen vandaan? Die moeten immers uit een lichaam komen, waarvan het hart nog klopt, dat nog ademhaalt en waarin het bloed nog stroomt. Twintig minuten na de dood zijn organen immers al onbruikbaar geworden. Daarop besloot men in de VS om mensen die in een diep coma verkeerden en van wie men verwachtte dat ze niet meer tot bewustzijn zouden komen, hersendood te verklaren. (Tot aan die tijd werden diep comateuze mensen altijd als levenden gezien!) Zo gebeurde het dat levende mensen (hersen)dood werden verklaard.

In 1996 werd het criterium van de hersendood ook opgenomen in de wet op de orgaandonatie in Nederland. In artikel 14 van deze wet wordt een hersendode een beademd stoffelijk overschot genoemd. Wat niet klopt: zo iemand leeft nog, zoals we hierboven al zagen.

Persoonlijk vind ik het meer dan schokkend dat dit in onze tijd mogelijk is: dat een stervende het eigen sterfproces wordt ontnomen en dat zo iemand sterft op de operatietafel. Vandaar dat in Cambridge (waar twee beroemde transplantatiecentra staan) zowel de vooraanstaande hartchirurg Evans zijn medewerking aan dit soort operaties heeft geweigerd, als een groot aantal anesthesisten.

Marieke de Vrij

Marieke de Vrij is spiritueel maatschappelijk raadsvrouwe.[5]Zij gebruikt de term zielsverstengeling om aan te geven wat er met de donor en de ontvanger gebeurt: hun zielen raken zo diep verbonden met elkaar, dat ze voorgoed tot elkaar veroordeeld zijn. Ook al is dat geen eigen keuze – want welke donor is zich nu eigenlijk bewust dat zijn ziel door het afstaan van een orgaan voorgoed (!) verstrengeld raakt met die van de ontvanger – toch zullen ze leven na leven met elkaar verder moeten optrekken.

Behoud van zielseigenheid, zegt Marieke de Vrij, is essentieel. We moeten immers in deze tijd steeds meer leren op eigen benen te staan en zelfstandig te worden als voorwaarde voor de geboorte van de Christus (ofwel van ons hoger zelf) in ons. Voor de ontwikkeling zoals die vanuit de geestelijke wereld bedoeld wordt, is het in deze tijd dus juist heel belangrijk om niet op zielsniveau met elkaar verstrengeld te raken, maar individu te worden. Orgaandonatie gaat dus in zijn gevolgen dwars tegen de ontwikkeling in zoals die door de geestelijke wereld wordt bedoeld.

Michaël en Ahriman

Tussen 1841 en 1879 woedde er in de etherische wereld een heftige strijd tussen de aartsengel Michaël en Ahriman, de donkere engel die Gods Plan verstoren wil. Ahriman wilde namelijk alle mensen die op weg waren naar een nieuwe incarnatie op aarde, in de etherische wereld verleiden om andere ouders te kiezen dan voorzien was. Daardoor zou het Goddelijke Plan verstoord raken en zou ook het menselijke karma – de heel eigen lessen die ieder mens moet leren en die voor ieder verschillend zijn – in de war raken. Deze strijd eindigde daarmee dat Ahriman door Michaël werd verslagen en op de aarde werd geworpen.

Maar nu Ahriman hier op aarde leeft en in onze geestelijke lichamen werkt (Ahriman werkt vooral in op ons etherische lichaam – en dus op ons denken - en Lucifer op ons astrale lichaam), probeert hij hier te bewerken wat hem in de etherische wereld niet lukte: om het Goddelijke Plan te verstoren en het menselijke karma in de war te brengen. En is dat nu niet precies, wat er met orgaandonatie gebeurt? Dat het menselijke karma door de zielsverstrengeling in de war raakt en het Goddelijke Plan daardoor verstoord wordt?

Ahriman wilde tussen 1841 en 1879 ook bereiken dat Michaël niet de kans zou krijgen om in onze tijd de mens weer bewust te maken van de geestelijke wereld en hen spirituele ervaringen te schenken. Omdat hem dat toen niet is gelukt, probeert hij nu op een andere manier mensen te verhinderen om zich van de geestelijke wereld bewust te worden. Dat doet hij door orgaandonoren in een volgend leven als uitgesproken materialistisch ingestelde mensen terug te laten keren die als gevolg van die instelling spirituele ervaringen alleen maar zien als fantasie.

Al met al zijn al deze overwegingen voor mij persoonlijk heel duidelijk en heb ik op www.donorregister.nl aangegeven dat ik geen donor wil zijn. Voel je overigens vrij om je eigen conclusies te trekken! En neem die beslissing waarvan je hoofd en je hart beide zeggen: zo voelt het goed voor mij.


1] Zie Claire Sylvia, Hart en Ziel, Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 1997 top

[2] Paul Pearsall, Het geheugen van het hart, Uitgeverij Lemniscaat, 1998 top

[3] Marieke de Vrij, Orgaandonatie en orgaantransplantatie, belicht vanuit de ziel, Uitgeverij De Vrije Mare top

[4] Jan Kerkhoffs, Droomvlucht in coma, Uitgeverij Marga Genot Melick, 1994 top

[5] Zie voor meer informatie over Marieke de Vrij haar website www.devrijemare.nl top

Zie ook:

© Esoterisch Christendom 2024