menu

Het esoterische christendom

Margarete van den Brink 

In dit artikel wil ik u laten zien wat het esoterische christendom inhoudt, hoe het ontstond en hoe het zich steeds weer op een nieuwe wijze manifesteert, tot in onze tijd toe.

Esoterische kennis in de bijbel

Al vanaf het allereerste begin van het Christendom is er sprake van een exoterische en een esoterische stroom, een openbare en een geheime stroom. De bijbel wijst daar op verschillende plaatsen naar. In het Markus evangelie bijvoorbeeld, wordt een situatie beschreven waarin Jezus zijn discipelen vertelt dat hij hen onderwijst in kennis die hij aan het volk (‘hen die buiten staan’) onthoudt.

Letterlijk staat er: ‘En toen hij (met hen) alleen was, vroegen zij hem naar de gelijkenissen. En hij zei tot hen: U is gegeven het geheimenis van het Koninkrijk Gods, maar tot hen, die buiten staan, komt alles in gelijkenissen, opdat zij ‘ziende zien en niet bemerken, en horende horen en niet verstaan’. (Markus 4:10-12).

Met ‘het geheimenis van het Koninkrijk Gods’ wordt bedoeld: de geheime kennis aangaande de goddelijk-geestelijke wereld, de wereld van God. Deze geheime kennis is het esoterische christendom. De discipelen ontvangen deze hogere inzichten of waarheden,‘het geheimenis van het Koninkrijk Gods’, vanwege hun geestelijke ontwikkeling en hun hogere kennis.

Het exoterische aspect daarentegen drukt zich uit in de verhalen en gelijkenissen die Jezus Christus zijn gewone volgelingen ter lering geeft. Hiervoor is geen bijzondere kennis vereist. Ze is door iedereen te begrijpen.

Het verschil tussen esoterisch en exoterisch

Wat is nu precies het verschil tussen ‘esoterisch’ en ‘exoterisch’? ‘Esoterisch’ betekent het (naar) binnen gerichte, in de zin van innerlijk of verborgen. Het tegenovergestelde is ‘exoterisch’ dat het (naar) buiten gerichte, het uitwendige, het openbare, uitdrukt.

Het esoterische of ‘de esoterie’ houdt zich bezig met de waarheid die zich in of achter de uiterlijke verschijnselen bevindt. Want alles wat bestaat heeft niet alleen een uiterlijke, maar ook een innerlijke kant. Dat geldt voor de vormen die we in de natuur vinden, maar ook voor de verschijnselen en gebeurtenissen die zich in het leven van alledag voordoen. Aan al het uiterlijke ligt iets innerlijks, een verborgen waarheid, een reden van bestaan, ten grondslag.

Die verborgen zin of waarheid is echter niet zomaar voor iedereen met het gewone, alledaagse intellect direct te ervaren en te begrijpen. Wil je haar leren kennen, dan heb je een bepaalde zielehouding nodig waarin openheid en inlevend gevoel de belangrijkste elementen zijn. Wordt dat inlevende gevoel met een levend, beweeglijk soort denken ‘gepakt’ dan ontstaat daaruit kennis en inzicht op een (dieper) geestelijk niveau. De verborgen zijde van de dingen en gebeurtenissen toont zich, openbaart zich. Daardoor ontstaat in-zicht. Een inzicht en bewustzijn dat dieper gaat dan dat van de uiterlijke, exoterische, kennis.

In tegenstelling tot de esoterische is de exoterische kennis, zoals gezegd, wel direct voor iedereen met het gewone, alledaagse denken te pakken en te begrijpen. Voor het esoterische moet je moeite doen. Je moet willen weten, openstaan voor het onbekende, vaststaande meningen kunnen loslaten en diepere waarheden willen leren kennen.

Waarom gescheiden ?

Waarom houdt de bijbel deze twee soorten kennis, de exoterische en de esoterische, gescheiden? De reden daarvan is dat je esoterische kennis, hogere waarheden en inzichten, moet kunnen ‘dragen’. Dat wil zeggen dat je er aan toe moet zijn en innerlijk open en sterk genoeg om die waarheid aan te kunnen, te begrijpen en te omvatten. Daarvoor heb je de wil nodig om dieper te leren kennen en scholing van het waarnemen, je voelen en je denken.

Vandaar dat de bijbel voor de mensen die deze vermogens niet, of nog niet, bezitten, de hogere kennis in de vorm van verhalen en gelijkenissen verpakt. Zo nemen de toehoorders de diepere inzichten toch in zich op en kunnen ze er wat mee. De diepere, verborgen lagen of waarheden die daarachter liggen gaan daarentegen alleen open als zij het vermogen verwerven zich op een bepaalde wijze open te stellen en zich geestelijk te ontwikkelen. Tot die tijd kunnen zij ‘ziende zien en niet bemerken, en horende horen en niet verstaan’.

Een andere reden waarom de diepere waarheden geheim gehouden werden, was en is, om te voorkomen dat ze door spot en onbegrip bezoedeld worden of op een verkeerde manier gebruikt. Dat geldt voor alle esoterische kennis, of zij nu in de bijbel staat of in mysteriescholen of geheime ordes onderwezen wordt.

De hogere, verborgen wijsheid bij Paulus

Paulus, de apostel, spreekt in de bijbel heel duidelijk over het bestaan van een hogere wijsheid die verborgen is, ‘de verborgen wijsheid Gods’. Ook hij noemt het feit dat men daarvoor rijpheid moet bezitten. In de eerste brief aan de Korinthiërs zegt hij:‘Toch spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers van deze eeuw, wier macht teniet gaat, maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid’. (1 Kor. 2: 6-8).In de bijbelvertaling van Ogilvie (uitgave Christofoor) komen de woorden van Paulus en hun betekenis beter tot hun recht dan in de hiervoor geciteerde NBG-vertaling. Daarom herhaal ik ze nog een keer:‘Wijsheid echter spreken wij onder ingewijden, doch geen wijsheid van deze wereld noch van de leiders dezer wereld, die te gronde zullen gaan. Wat wij uitspreken in mysterie-taal is goddelijke wijsheid die verborgen was; God heeft haar voor het begin der tijdenronden voorbereid om haar aan ons te openbaren.’ (1 Kor. 2:6-8). Het laat zien dat Paulus toegang had tot die hogere, vooralsnog verborgen wijsheid en dat hij wist dat deze hogere kennis ooit aan alle mensen geopenbaard zou worden. Al vóór zijn innerlijke ommekeer werd hij als jood ingewijd in de oude wijsheid van de hebreeuwse, voor-christelijke mysterieën. Dat geeft aan dat hij ook toen al in verbinding stond met de verborgen wijsheid, zij het een vóór-christelijke.

Later, tijdens en na zijn ommekeer bij Damascus, werd hij ook in de christelijke mysterieën van die tijd ingewijd. Het is van hem bekend dat hij meerdere keren door christelijke initiaties is heengegaan. In die inwijdingen werden hem diepe geheimen en waarheden geopenbaard.

Gescheiden wegen

De esoterische en de exoterische stroom van het Christendom vormden in het begin van de jaartelling een eenheid. In loop van de daaropvolgende eeuwen gingen zij echter steeds verder uit elkaar en werden uiteindelijk gescheiden wegen. Het exoterische Christendom kwam meer in een uiterlijke vorm terecht. De kerk als instituut werd daar de zichtbare uitdrukking van. Zij legde haar leer vast in een vaste geloofsbelijdenis die zich uitdrukt in dogma’s, geloofsregels en gedragsnormen. Het centrale gezag: de kerkelijke autoriteiten, zien er op toe dat de gelovigen de geloofs- en gedragsregels op de juiste wijze kennen, interpreteren en naleven.

Geheime kennis omtrent het mysterie van Christus

Het esoterische Christendom bleef eeuwenlang een verborgen stroom. Dat gebeurde niet alleen omdat zij door de officiëel erkende kerk, destijds de kerk van Rome, vanaf de vierde eeuw werd vervolgd en verketterd, maar ook vanwege het feit dat de geheime kennis niet voor iedereen zomaar toegankelijk is. Mensen, individuen, die de geheime kennis zoeken gaat het ten diepste om het mysterie van Christus, zijn dood en opstanding en de betekenis die dat heeft voor de mensheid en de wereld. Zij streven naar een directe, persoonlijke verbinding met zijn wezen.

Die directe verbinding is mogelijk omdat Christus sinds de gebeurtenisssen op Golgotha, zijn dood en opstanding, in de zielen en harten van de mensen op aarde leeft. Daar is hij buiten de bemiddeling van een kerk, een kerkelijk ritueel of geloofsregels voor ieder mens op aarde rechtstreeks persoonlijk te bereiken. Die persoonlijke weg naar het wezen van Christus begint in het innerlijk, in het hart. Je zou, zegt W.F. Veltman in zijn boek De spirituele werkelijkheid van het Christendom, deze ook de weg van de christelijke initiatie kunnen noemen.

De van Christus uitgaande inwijding

Wat moeten we ons bij de christelijke initiatieweg voorstellen? Willen we deze begrijpen dan moeten we inzien dat Christus, de Zonnelogos, zich door zijn komst met heel zijn wezen met de mensen en de aarde verbond en de dragende geest van de aarde en de goddelijke leider van de menselijke evolutie werd.

Met zijn gang door wat genoemd wordt ‘het Mysterie van Golgotha’, bracht hij op alle gebieden van het leven op aarde en in de mensen verandering en vernieuwing. Als hoogste Godheid, als Zonnelogos, als het Woord en het Licht der wereld, stroomde hij de mensen en de aarde, dood en materie overwinnend, nieuw kosmisch leven in. Daardoor ontstond een heel nieuwe, leven gevende, inspirerende verbinding met de wereld van de geest en gaat de evolutie op een nieuwe wijze verder. Zonder dat zou de schepping die steeds meer in de greep van de wereld van de materie terecht zou komen, ondergegaan, gestorven zijn. Dat zou het einde van de aarde en de mensheid betekend hebben.

Vervulling van de oude mysterieën

Christus’ komst naar de aarde en het Mysterie van Golgotha betekende dat het doel van de mysterieën in de oudheid vervuld werd. Inwijdingscentra over de hele wereld leerden hun mysterieleerlingen in voorchristelijke tijden dat het hoogste schepperwezen, de Zonnegeest of Logos, het Wereldwoord, het wezen dat zij in hun hoogste inwijdingen aanschouwden, eens op aarde zou nederdalen. Hij zou een fysieke mensengestalte aannemen en de mensheid van binnenuit verder brengen.

Het esoterische christendom beschouwt de door het Mysterie van Golgotha heengegane Zonnegeest, Christus, als de kulminatie, de samenvatting en het doel van alle geestelijke strevingen in de voorchristelijke, oude tijden. Al het werk in de voor-christelijke mysterietraditie was op die komst gericht en een voorbereiding op deze grootse gebeurtenis.

De komst van Christus op aarde als ‘het wereldgeesteslicht’ wordt daarom ‘het keerpunt der tijden’ genoemd. Dat wil zeggen dat daarmee een oude, voor-christelijke wereld ten einde loopt en een nieuwe wereld, die van God de Zoon, Christus uitgaat, in wording trad. Ingewijden die dit begrepen markeerden dat keerpunt door een nieuwe jaartelling te beginnen.

Vernieuwd christelijk mysteriewezen

Om de mens mogelijk te maken de nieuwe stap naar de wereld van de geest te zetten, bracht Christus een vernieuwd, christelijk mysteriewezen met vernieuwde inwijdingen op aarde. In dit vernieuwde mysteriewezen is Christus zelf de inwijder, de goddelijk-menselijke hiërofant. Wie deze inwijdingen tot in zijn hoogste vorm doormaakt komt tot een direct aanschouwen van zijn wezen. De hoge geestelijke kracht die de inwijdeling hiermee opneemt geeft hem een diep innnerlijk weten omtrent het wezen van Christus, omtrent eeuwigheid en onsterfelijkheid, en omtrent de overwinning van de dood. Het ‘nieuwe leven’, de nieuwe krachten, die hij ontvangt schenken een helderziendheid en een alwijsheid die de inwijdingen uit de oudheid verre overtreffen.

Dragers van het vroege esoterische christendom

Vanaf het allereerste begin van het Christendom werd de esoterische stroom en de daarmee verbonden christelijke inwijding gedragen door individuen die deze nieuwe inwijdingsweg zelf doormaakten. Zij kregen een diepe persoonlijke band met Christus. De kennis en inzichten die zij uit hun inwijding en de verbinding met Christus ontvingen, brachten zij als nieuwe elementen in.

Johannes

De eerste drager van het esoterische christendom was de evangelist Johannes, de schrijver van het Johannes evangelie en het boek Openbaringen in de bijbel.

Johannes heette aanvankelijk Lazarus. In de bijbel wordt verteld dat Lazarus als gevolg van een ziekte stierf, maar door Jezus Christus uit de dood werd opgewekt (Joh. 11:1-44).

Het esoterische christendom ziet de opwekking van Lazarus als een groots gebeuren omdat het hier om een inwijding in de nieuwe, christelijke mysterietraditie gaat. De opwekking van Lazarus was de eerste inwijding die Jezus Christus op aarde voltrok. Voorheen vonden inwijdingen in de diepe, geheime waarheden van het bestaan alleen plaats in de afgeslotenheid van de mysteriescholen. Lazarus was niet alleen de eerste mens die op aarde door Jezus Christus zelf in de nieuwe mysterietraditie werd ingewijd, maar ook de eerste bij wie dat in de openbaarheid, dus buiten de mysterieschool, gebeurde. De essentie van deze inwijding is echter dat Lazarus de Zonnelogos niet, zoals voorheen, in de geestelijke wereld ontmoette, maar op aarde. Toen hij, na door Christus te zijn opgewekt weer tot leven kwam, herkende hij in Jezus Christus die in een fysieke gestalte voor hem stond, de goddelijke Zonnelogos. De Zonnelogos die nu op aarde te ontmoeten was.

De inwijding van Lazarus is te zien als de allereerste stap in de overgang van de oude, voor-christelijke inwijdingstraditie naar de nieuwe, christelijke inwijding.Als teken van zijn inwijding, zijn ‘nieuwe geboorte’, kreeg Larazus de naam: Johannes. De overweldigende geestelijke ervaringen die Johannes tijdens zijn christelijke initiatie doorleefde legde hij neer in het boek dat als De Openbaring van Johannes opgenomen is in de bijbel. Later beschreef hij in zijn evangelie de zevenvoudige weg tot deze inwijding. Op die weg worden de lijdensstadia van Christus nagevolgd: de voetwassing, geseling, doornenkroning, kruisiging, dood, graflegging en opstanding. Wie dit pad tot het einde gaat ontmoet Christus en wordt met zijn met Christus verbonden hogere Zelf, het Heilige-Geest principe, verbonden.

Rudolf Steiner noemt deze inwijdingsweg de Johanneïsch-gnostische of Johanneïsch-christelijke weg. Als zodanig vormt zij binnen het esoterische christendom een van de inwijdingswegen naar Christus.

Jozef van Arimathea

Een andere belangrijke persoonlijkheid binnen het esoterische christendom is Jozef van Arimathea. De evangelist Lucas vertelt dat hij een raadsheer was, lid van het Sanhedrin, edel en rechtvaardig. Hij was het niet eens geweest met de veroordeling van Jezus-Christus. Na de kruising kreeg Josef van Arimathea toestemming van Pilatus om het dode lichaam van Jezus van het kruis af te nemen. Hij wikkelde het lichaam in linnen doeken en legde het in een nieuw graf in zijn eigen tuin (Lucas 23:50).

Van Josef van Arimathea wordt verteld dat hij het bloed dat bij de kruisafname uit de wonden stroomde, opving in een beker – de graalskelk genoemd. Het is deze graalskelk die hem voedt als hij zonder voedsel een tijdlang wordt opgesloten in een kerker. Uit veiligheidsoverwegingen bracht Josef van Arimathea de kelk met het bloed van Christus via Frankrijk naar Engeland. Daar verbonden hij en zijn gezelschap zich - in de omgeving van Glastonbury - met een initiatiegemeenschap die zich baseerde op de zeer oude vóórchristelijke, hybernische mysterieën. Daaruit ontstond het graalschristendom, een nieuwe stroom binnen het esoterische christendom. Het graalschristendom komen we tegen in de legendes rond koning Arthur en zijn Tafelronde en ook in het verhaal van Parzival, de Arthur-ridder die graalskoning werd. Door zich te verbinden met het voorchristelijke wijsheidscentrum sloot Jozef van Arimathea aan bij de voor-christelijke mysterieën. Zo maakte hij een vernieuwing mogelijk van het oude mysteriewezen door de in de graalsstroom werkende Christuskracht.

Paulus

Ook de apostel Paulus behoort, zoals bovenstaande teksten uit de bijbel laten zien, tot de dragers van het esoterische christendom. Net als bij Johannes komt ook bij Paulus al de kennis die hij in de loop van zijn leven naar buiten brengt, en al zijn stimulerende kracht, voort uit persoonlijke inwijdingen in het mysterie van Christus. De eerste daarvan vindt plaats tijdens zijn schouwing bij de stad Damascus. Op weg om in dienst van de Romeinen vroege christenen gevangen te nemen, omstraalt hem plotseling een verblindend licht. In een groots visioen ziet hij de opgestane Christus voor zich die tot hem spreekt (Handelingen 9:13). Drie dagen lang is hij blind en eet en drinkt hij niet. In mysterietaal wil dat zeggen dat hij in die tijd een hoge inwijding onderging. De ervaring bij Damascus bracht een totale ommekeer in hem teweeg. Van een onwetende werd hij een schouwende en wetende. De sluiers naar de geestelijke wereld, de wereld van het goddelijke, werden opgetrokken en hij zag en wist dat Christus de levende, door de dood gegane Godheid is die de mensheid en de aarde nieuw leven en nieuwe krachten schenkt.

In een brief aan de Galaten omschrijft Paulus het gebeuren bij Damascus als het moment waarop God besloten had ‘zijn Zoon in mij te openbaren’ (Gal.1:15). Vanaf dat moment, zegt hij, leef ikzelf niet meer, maar leeft Christus in mij (Gal. 2:20). Voortaan klinkt door zijn woorden heen de stem van Christus zelf.

Ook Paulus onderging door zijn inwijding een naamsverandering. Eerder, in de tijd dat hij de christenen vervolgde, was zijn naam Saulus. Na zijn inwijding werd hij Paulus.

Paulus (geboren in het jaar 10 n. Chr. op zijn 64e gestorven in Rome) werd een van de vroege leiders van de christelijke kerk. Zijn geschriften beslaan een groot gedeelte van het Nieuwe Testament. Hij speelde een centrale rol in de vroege ontwikkeling en verspreiding van het christendom rond het Middellandse Zeegebied, met name in wat nu Turkije en Griekenland is. In Griekenland, in Athene, stichtte hij een esoterische school, een christelijke mysterieschool. Leider van deze school werd zijn leerling: Dionysius de Areopagiet.

Dionysius de Areopagiet

Dionysius schouwde in het jaar 33 (ten tijde van de dood aan het kruis van Jezus Christus) op reis in Syrië in een bovenzinnelijk visioen het gebeuren op Golgotha. Geconfronteerd met de vraag wat dit betekende, zegt hij in zijn autobiografie: ‘van Hogerhand werd in mijn bewustzijn gelegd: ‘doe je best en ga zoeken in de sfeer van de aarde, dáár zul je het vinden’. Gevolg gevend aan die oproep kreeg hij opnieuw in een visoen, een beeld: een menselijk lichaam, genageld aan een groot houten kruis en hoort hij de woorden: ‘Deze is de verborgen Godheid, die in de sfeer van de aarde is neergedaald en de schepper is van alle zichtbare en onzichtbare schepselen van de aarde. Onwetende beulen sloegen hem aan het kruis’. [1]

Jaren later, als Paulus de stad Athene bezoekt en zijn bekende toespraak op de Areopagus houdt, waar Dionysius bij aanwezig is (Handelingen 17:34), begrijpt deze door de woorden van Paulus ineens de volle omvang van zijn geestelijke ervaring. Nadat hij drie jaar door Paulus onderwezen was, werd Dionysius naast leider van de mysterieschool, bisschop van Athene. Later schrijft hij met zoveel helderheid en wijsheid over engelen, de engelenhiërarchieën en hun daden, dat men ervan uitgaat dat hij, net als Paulus, zelf tot in de hoogste hemelen opgestegen is waar hem vele mysteriegeheimen werden geopenbaard.

Mani

Bij de dragers van het vroege christendom moet zeker ook de grote ingewijde Mani (216-277) genoemd worden. In de derde eeuw na Christus is hij het die de stroom van het manicheisme het esoterisch christendom binnenbracht. In zijn grondige studie Het Manicheïsme als het Christendom van Vrijheid en Liefde toont Roland van Vliet dat het manicheïsme als een van de hoofdstromen van het christendom beschouwd moet worden. Mani bracht via zijn leer en de door hem ontwikkelde mysterieën – waarvan de inhoud hem vanuit de hemel geopenbaard werd - het geloof van het gangbare christendom in harmonie met de hogere, geestelijke kennis. Centraal stond voor hem de vrijheid van het waarheidsonderzoek van het individu. Kenmerkend voor het manicheisme is het liefde-offer van het goede dat zich met het kwade verbindt waardoor het kwaad overwonnen en omgevormd kan worden.

Die waarheid behoort tot de diepste kern van het esoterische christendom. In de 9e eeuw maakte vervolging en onderdrukking een einde aan het manicheisme als christelijk-gnostische stroom. Zijn leer bleef echter doorklinken in de beweging van de Bogomielen, de Katharen en die van de Tempelieren.

Het esoterische christendom in de middeleeuwen en de Nieuwe Tijd

Karakteristiek voor het esoterische christendom is dat het op zekere momenten in een bepaalde vorm tevoorschijn komt, dan weer verdwijnt om later weer in een nieuwe gedaante op te duiken. Dat ritme is kenmerkend voor deze stroom. Ook al lijkt hij op een gegeven moment voor het uiterlijke leven verdwenen, in het verborgene gaat hij altijd door. Ineens komt hij weer tevoorschijn. Het patroon van het naar buiten treden en het zich weer terugtrekken, hangt samen met het gegeven dat het esoterisch christendom als drager van de ontwikkeling op aarde, steeds nieuwe uitdrukkingsvormen zoekt die passen bij de mogelijkheden en de tijd op dat moment.

Alhoewel de esoterisch christelijke stroom zich na de 4e eeuw steeds meer moest terugtrekken uit het uiterlijke leven, werkten zijn waarheden via de verborgen stroom in de mensen door en breidde zijn invloed zich in de loop van de middeleeuwen en de Nieuwe Tijd uit naar het praktische, alledaagse leven.

Er zijn vanaf de 12e eeuw drie geestelijke bewegingen te noemen die de impuls van het esoterische christendom tot in onze tijd, actief en op een eigen wijze verder dragen: die van de Tempelieren, het Rozenkruis en de Antroposofie.

Hun leiders beseften vanuit hun diepe verbinding met het Christuswezen dat in de nieuwe wereld als gevolg van het Mysterie van Golgotha in wording was getreden, alles anders werd en dat deze nieuwe tijd nieuwe inzichten, impulsen en vormen behoefde om de mensheid verder te brengen op haar weg.

Ketterse stromingen

Ook in geestelijke bewegingen die in de Middeleeuwen en in de tijd daarna door de kerk als ketters werden beschouwd, zoals de Katharen, de Tempelieren en de Rozenkruisers, is het esoterische christendom te herkennen. Initiator van de Rozenkruiserstroom was Christian Rosenkreutz, een van de belangrijkste geestelijke leiders van het esoterische christendom én van onze tijd.

Andere vertegenwoordigers van de stroom van het Rozenkruis zijn mensen als Shakespeare, Rembrandt van Rhijn, Jacob Böhme, Johannes Tauler, Johann Sebastian Bach, Wolfgang Amadeus Mozart en Wolfgang von Goethe. Ook in de Vrijmetselarij zijn invloeden van de Rozenkruisers terug te vinden.

In de loop van de 19e eeuw stagneerde de ontwikkeling. Een nieuwe impuls was nodig. Dat komt omdat deze levende christelijk-esoterische stroom steeds weer op een nieuwe wijze moet worden opgepakt en vernieuwd. Passend bij de tijd.

De Antroposofie

Aan het eind van de 19e eeuw was het de Theosofische Vereniging die zich met de noodzakelijke vernieuwing van het esoterische christendom bezighield. Later liet zij het christelijk-esoterische aspect echter grotendeels los en richtte zich vooral op de oosterse esoterie.

Begin 20e eeuw nam Rudolf Steiner deze opgave intensief op zich. Aansluitend bij de esoterische wijsheid uit het verleden ontwikkelde hij, uitgaande van zijn eigen onderzoek in de hogere geestelijke werelden, de Antroposofie. De Antroposofie omvat esoterische kennis en inzichten op het gebied van de ontwikkeling van de wereld, de mensheid, de aarde en de kosmos en de betekenis daarin van de geestelijke wereld, de engelenhiërarchieën en Christus. Tegelijkertijd is zij een moderne christelijk-esoterische inwijdingsweg met duidelijk Rozenkruisers kenmerken.

De esoterische wijsheid treedt naar buiten

De Theosofische en de Antroposofische Vereniging waren de eerste geestelijke bewegingen die een begin maakten met het geleidelijk aan naar buiten, in de openbaarheid brengen van esoterische inhouden die vroeger verborgen werden gehouden. Hun geestelijke leiders waren zich bewust dat met het geestelijk wakker worden van de mensen in de 20e eeuw de tijd gekomen was om een deel van de esoterische kennis breder toegankelijk te maken. Dat gebeurde door Rudolf Steiner op het gebied van de algemene esoterie en het esoterische christendom.

In duizenden voordrachten over de meest uiteenlopende thema’s en in zijn boeken bracht hij kennis en inzichten in de diepere, tot dan toe verborgen aspecten van het leven en van Christus. De lezingen werden gebundeld en als ‘Gesammtausgabe’ (GA) (verzamelde lezingen) uitgegeven. Enkele titels van Rudolf Steiner op het gebied van het esoterische christendom zijn: Het esoterische christendom en Wegen naar Christus. Daarnaast geeft ook zijn boekje De geestelijke leiding van mens en mensheid belangrijke inzichten.


Gebruikte bronnen:

De spirituele werkelijkheid van het christendom, W.F. Veltman, Vrij Geestesleven, l996.

Tempel en Graal, W.F. Veltman, Hesperia, l992.

1 Het visioen van Dionysios Areopagites, J.G. Sutherland, Zevenster 1986. Zie ook www.wfveltman.nl top

© Esoterisch Christendom 2024