menu

Het Johannesfeest 24 juni

Hans Stolp 

Oude feesten in ere hersteld

In de kring van het Esoterisch Christendom worden een paar oude feesten die meer en meer in de vergetelheid zijn geraakt, weer in ere hersteld en met toewijding gevierd. Zo bijvoorbeeld het feest van de grote aartsengel Michaël op 29 september, of het feest van Sint Maarten op 11 november, maar ook het Johannesfeest op 24 juni

Deze oude feesten werden als het ware van onder het stof der eeuwen vandaan gehaald, schoongepoetst en van een nieuwe glans voorzien. Want juist in de rituelen van deze oude feesten bleven nog zoveel verborgen esoterische inzichten bewaard. Dat is ook het geval met het Johannesfeest, of, zoals het met name in katholieke kring genoemd wordt, het feest van Sint Jan dat midden in de zomer, rond de zomerzonnewende, wordt gevierd. Het is een eeuwenoud feest dat met name in de Oosters-Orthodoxe Kerk (in Oost-Europa) grote bekendheid kreeg.

Een nieuw begin na de zomerzonnewende

Op het Johannesfeest of het feest van Sint Jan – wanneer de dagen het langst zijn en de nachten het kortst - worden er nog steeds in vele streken van Europa vuren ontstoken: op de toppen van de bergen, maar ook in de dalen, waar de mensen bijeenkomen. Daar dansen zij rond een groot vuur. Als in vroeger tijden een jongen en een meisje bij het Sint Jansfeest hand in hand over het vuur sprongen, was hun band voor eeuwig bezegeld.

Ook was het op dit feest voor vrouwen mogelijk een vrijer te vinden. En wist een vrouw een man te strikken, dan werd deze mijn Sint Jan genoemd. Op het Sint Jansfeest lieten de mensen voor een keer hun fatsoen thuis en lieten zij zich in vervoering brengen door de zomerzotheid, de extase die de kortste nacht van het jaar met zich meebracht. Tot aan de zomerzonnewende, vlak voor het Johannesfeest, klimt de zon aan de hemel en trekt steeds grotere kringen langs de hemel. Kosmische krachten ontvouwen zich en nemen daarbij ook mens en natuur mee in een uitbundige ontvouwing van hun wezen. Maar na de zomerzonnewende en na het Johannesfeest begint er een heel ander proces: dat van afdaling, van inkeer, van rijping in plaats van groei. De zon is nu over haar hoogtepunt heen en begint steeds kleinere kringen langs de hemel te trekken.

Anders gezegd: tot aan de zomerzonnewende leven wij dankzij de groeikrachten in de natuur uitbundig, naar buiten toe gekeerd. We koesteren ons in de toenemende kracht van de zon en genieten van wat de zomerse natuur ons schenkt. Maar als na de zomerzonnewende de zomerse krachten beginnen af te zwakken en de tijd van rijping begint, moeten wij ons naar binnen keren, om daar de verbinding te zoeken met de krachten die ons nu verder kunnen helpen: de krachten van de innerlijke Christus. Het Johannesfeest markeert het grote keerpunt in de tijd: van buiten naar binnen, ofwel van een steeds verder naar buiten getrokken worden, tot aan een extase toe, naar een leven dat zich vooral op het innerlijk richt.

De Gregoriaanse kalender

Vroeger werd de zomerzonnewende - het grote keerpunt in de zomertijd – op 24 juni gevierd: op het Johannesfeest zelf. Het Johannesfeest viel dus van oudsher samen met de zomerzonnewende. Tegenwoordig (en wel sinds de Gregoriaanse kalender werd ingevoerd – in Nederland omstreeks 1700) vieren we de zomerzonnewende drie dagen eerder, op 21 juni. Maar bij die wijziging bleef het Johannesfeest gewoon op 24 juni staan, drie dagen ná de zomerzonnewende dus. Dat betekent dat het Johannesfeest tegenwoordig onze aandacht na de extase van de midzomernacht (de midsomer night´s dream) vooral richt op dat nieuwe begin van inkeer, van bezinning en rijping dat nu begonnen is.[1]

Een reus met een zware baard

Velen denken bij Johannes of Sint Jan meteen aan de discipel Johannes, de geliefde leerling en intieme vriend van Jezus Christus. Maar het Johannesfeest is niet aan hem gewijd, maar aan die andere Johannes: Johannes de Doper, de voorloper van Jezus Christus die hem doopte in de Jordaan. Johannes de Doper was een bijzonder mens: met zijn geestelijke krachten – en die bezat hij in overvloedige mate – mocht hij de weg banen voor de kosmische Zonnegeest, de Christus, die vanuit hoge geestelijke werelden neerdaalde tot in de sfeer van de aarde om zich bij de doop in de Jordaan te verbinden met de mens Jezus van Nazareth. Het bijzondere van Johannes was dat zijn geestelijke krachten zoveel groter waren dan die van andere mensen. Alleen dankzij die krachten was het voor hem mogelijk om die grootse opdracht te volbrengen: het begeleiden van de kosmische Christus, de Zonnegeest, tot in het lichaam van Jezus van Nazareth. Tijdgenoten van Johannes die nog over helderziende vermogens beschikten, zagen, hoe zijn geestelijke lichaam (zijn aura) ver boven hem uitrees en hem het aanzien gaf van een reus. Het is vanwege deze grootse geestelijke krachten dat Jezus een bijzondere uitspraak over Johannes doet: Onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is niemand groter dan hij.[2] Op oude schilderijen wordt hij vanwege dat hoog oprijzende geestelijke lichaam afgebeeld als een reus in de kracht van zijn leven, getooid met een zware baard – en dat terwijl hij nog jong was: pas dertig jaar, toen hij stierf. Maar de schilders uit die oude tijden hebben dan ook geen gelijkende afbeelding willen maken van Johannes, maar de geheimen tot uitdrukking willen brengen die met hem verbonden zijn.

Grünewald en de beide Johannesen

De beroemde schilder Matthias Grünewald beeldde de beide Johannesen (Johannes de Doper en Johannes de discipel) af aan de voet van het kruis, de een links, de ander rechts. Dat deed hij op het bekende altaarstuk het Isenheimer Altar dat in de stad Colmar (vlakbij Straatsburg en niet ver van Basel) staat opgesteld. Waarom deed hij dat eigenlijk? Want logisch is dat niet: Johannes de Doper was immers al gestorven, toen Jezus Christus gekruisigd werd. Nu hebben de beide Johannesen veel met elkaar te maken. Want de discipel Johannes, de geliefde leerling, was het die Jezus Christus (samen met Maria Magdalena en moeder Maria) bijstond, toen hij stierf aan het kruis en hij, gaande door de dood, opsteeg tot in de geestelijke wereld: gedrieën stonden ze aan de voet van het kruis. Maar Johannes de Doper was het, die de Christus bijstond, toen hij neerdaalde op aarde en zich incarneerde in de mens Jezus.

De twee Johannesen, ze markeren het begin van de incarnatie van Christus op aarde en het einde daarvan. Johannes de Doper werd onthoofd op last van Herodes. Maar we weten dat hij na zijn dood vanuit de geestelijke wereld inwerkte op de andere Johannes en deze tot kanaal maakte voor zijn grote geestelijke krachten. Vanaf dat moment was het zo, dat waar de discipel Johannes was, ook Johannes de Doper in het verborgene aanwezig was en inwerkte op de mensen. Daarom kon Grünewald Johannes de Doper toch afbeelden onder het kruis, ook al was deze toen al gestorven: op een geestelijke manier, in en door de andere Johannes heen, was hij immers toch intens bij het sterven van Jezus Christus betrokken. Het is een van de vele voorbeelden van de manier waarop geheime esoterische kennis vroeger werd doorgegeven: niet alleen in de vorm van kerkelijke rituelen en feesten, maar ook in de vorm van afbeeldingen op schilderijen.

Hij moet groeien, ik moet minder worden

Grünewald heeft naast de figuur van Johannes de Doper (die samen met de andere Johannes aan de voet van het kruis staat) met vrij grote letters een Latijnse spreuk gezet: ilium oportet crescere, me autem minui. Het zijn de woorden die op het Johannesfeest centraal staan. Maar wat betekenen die woorden eigenlijk?

De Latijnse spreuk betekent: hij moet groeien, ik moet minder worden. Het zijn de woorden die Johannes de Doper over Jezus Christus spreekt, wanneer een paar van zijn leerlingen hem vragen naar Jezus Christus. Ze willen weten wie nu eigenlijk die raadselachtige rabbi is die Johannes de Doper in de Jordaan gedoopt heeft. Johannes de Doper geeft zijn leerlingen een uitvoerig antwoord. Maar in dat antwoord kunnen we ook - als het ware tussen de regels door, voor wie oren heeft om te horen - die korte zin horen: hij moet groeien, ik moet minder worden. Het zijn woorden die ons werden overgeleverd – hoe kan het anders? – in het Evangelie van Johannes (3: 30). En pas wanneer we een dieper inzicht krijgen in deze op het eerste gezicht zo raadselachtige woorden, begint de betekenis van het Johannesfeest voor ons op te lichten. Wie is eigenlijk degene die moet groeien? Dat is de Christus. De Christus in de mens Jezus, maar in deze tijd ook de Christus in ons. En wie moet er minder worden? Dat is ons ego dat wij moeten leren beteugelen.

Van ego naar hoger zelf

Zo gezien betekent de uitspraak van Johannes de Doper: hij moet groeien, ik moet minder worden, allereerst dat wij de strijd met ons ego moeten aangaan. Alleen zo zullen wij langzamerhand het meesterschap over ons ego leren verwerven. Maar wat zit er achter deze opdracht die wij op het Johannesfeest meekrijgen?

Terugkijkend zien we dat we met de krachten van ons ego in de achter ons liggende eeuwen de aardse wereld hebben veroverd en ons die eigen hebben gemaakt. We hebben ons leven na leven steeds meer vereenzelvigd met de materie. Daardoor zijn we in de huidige tijd bijna vergeten dat wij ten diepste geestelijke wezens zijn.

Bovendien begint ons ego, hoe meer wij dat tot ontplooiing brengen, allerlei negatieve aspecten te vertonen: een toenemend egoïsme, een groeiende verharding, een onbeteugelde agressie en een bot materialisme. Daarom is er nu een nieuwe stap nodig, een stap die ons uittilt boven de negatieve kanten van ons ego, waaraan we in deze tijd ten onder dreigen te gaan. Het is, als staan we op het punt van de zomerzonnewende: op het hoogtepunt van de ontplooiing van ons ego, en moeten we nu de stap leren zetten van ons ego naar ons hoger zelf.

En hoe meer deze nieuwe kracht in ons zal gaan ontluiken, hoe meer ons ego onderdanig zal worden aan ons hoger zelf. Ons hoger zelf moet groeien, maar de ongebreidelde kracht van ons ego moet minder worden, ingetoomd. Het Johannesfeest is daarmee bij uitstek een feest voor deze tijd. Ja, het lijkt zelfs, alsof dit feest eerst in onze tijd zijn ware, zijn meest diepe zin begint te ontvouwen.

Het geheim van een mensenleven

Maar het geheim van die bijzondere woorden van Johannes is nog groter. Het markeert ook de grote overgang die we in ons eigen leven terug kunnen vinden: het keerpunt in het midden van het leven dat vaak wordt aangeduid als de midlifecrisis. Maar wat houdt dit keerpunt nu eigenlijk in? In de eerste helft van het leven moet de mensen zich inzetten om thuis te raken op aarde. Zij moeten zich inspannen om een eigen plek in het leven te vinden, ze moeten ontdekken hoe ze zich het beste kunnen ontplooien en moeten keuzes maken ten aanzien van beroep en werk. Ze moeten een eigen huis zien te vinden, de kost leren verdienen voor hun gezin en ga zo maar door. Dat zijn allemaal opgaven die de mensen ertoe brengen om zich steeds sterker te verbinden met het aardse leven. Het wordt dan ook wel de fase van de incarnatie: het indalen in de wereld van de stoffelijkheid, genoemd.

Maar dan, als al deze opgaven vervuld zijn, komt rond het midden van het leven het grote keerpunt. Nu komen er andere, nieuwe opgaven op de mensen af. Nu moeten zij de blik naar binnen zien te richten, in plaats van naar buiten. Nu moeten zij van een nemend, een gevend mens zien te worden. Dat betekent dat de mensen in deze fase van hun leven moeten beginnen aan het proces van excarnatie en zich stap voor stap los moeten maken van de hechte binding aan de materie. Tot nu toe moesten zij incarneren: zich leren verbinden met het aardse leven, maar nu wordt er van de mens een ommekeer gevraagd en begint het losmakingsproces, het proces van vergeestelijking, ofwel de excarnatie. Het Johannesfeest – het feest van het keerpunt en van het nieuwe begin - wijst op deze grote gebeurtenis in het mensenleven, zodat wij niet vergeten wat onze opgave is.

Van een incarnerend naar een excarnerend leven

We mogen dit ook nog in een groter verband zien. We mogen namelijk zeggen dat de mensheid in zijn geheel op dit moment is als de mens die door de midlifecrisis gaat en die nu de omwending moet maken van een leven in het teken van incarnatie naar een excarnerend leven. Onze tijd is dus een tijd van crisis, van bezinning en van een groeiende bewustwording dat wij een ommekeer moeten maken: Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij, zei Johannes. Die ommekeer houdt dit in: allereerst moeten wij ons bewust losmaken van een leven dat alleen maar in het teken staat van een steeds sterkere verbinding met de aarde en de aardse krachten (alsof alles alleen maar draait om de economie…). En tegelijkertijd mogen wij ons nu gaan richten op de geestelijke wereld en op de waarden die ons vanuit de geestelijke wereld voorgehouden worden.

Het Esoterisch Christendom vertelt dat het God de Vader is die de mensen al zijn krachten meegaf voor dat proces van incarneren, het ontdekken en veroveren van de materie en het aardse leven..

Maar het is God de Zoon – de Christus of de Zonnegeest – die ons zijn krachten heeft gebracht om nu aan de excarnatie te beginnen, de weg terug naar de geestelijke wereld. De overgang van het tijdperk van God de Vader naar het tijdperk van God de Zoon staat dus aan de basis van de grote ommekeer die wij ons op het Johannesfeest bewust mogen worden.

De tweede Adam

Johannes heeft het grote geheim zelf mogen schouwen: hij zag hoe de kosmische Christus, de allerhoogste Geest van de liefde, zich bij de doop in de Jordaan verbond met de mens Jezus van Nazareth. Ook mocht hij in de eerste tijd na de doop schouwen, hoe Jezus Christus in een onzichtbare worsteling steeds meer van het wezen van de Geest in zichzelf opnam. Johannes wist en zag wat anderen niet zagen: de grote worsteling van Jezus Christus om zich als eerste der mensen meer en meer om te vormen tot het kanaal voor de geest van de ware liefde. En Johannes - hij die in een vroeger leven de eerste mens Adam was – hij zag hoe dankzij deze worsteling van Jezus Christus de nieuwe Adam geboren werd, de mens die dankzij de innerlijke Christus uitsteeg boven het ego en boven de negatieve krachten van het ego. Johannes, hij wist dat het de opdracht van alle mensen zou worden om nu ook in zichzelf de Christus op te nemen, zodat daardoor een keerpunt in de geschiedenis van de mensheid mogelijk zou worden. Het Johannesfeest behoedt ook dit geheim dat in wezen onuitsprekelijk groot is!

Een krans van gras en een schaal met bessen

Het Johannesfeest is dus het feest van een nieuw begin. Een oud gezegde luidt: Met Sint Jan draait het blad zich om. Op Vrije scholen dragen de kinderen op het Johannesfeest een krans van gras met daarin bloemen gestoken. Op deze dag wordt er voor kinderen ook wel een schaal bessen met honing klaar gezet: het Johannesvoedsel.[3] Johannes de Doper voedde zich in de woestijn immers met vruchten en wilde honing. Samen rond het vuur zitten hoort ook bij de traditie van het Johannesfeest, net als volksdansen. En wie kent niet het lied (eigenlijk is het een sacrale dans): Heb je wel gehoord van de zeven de zeven, heb je wel gehoord van de zevensprong? In andere activiteiten kun je je daarnaast verbinden met de vier elementen water, aarde, lucht en vuur.[4]

Zo leren wij in deze tijd een oud feest in oude glans te herstellen en mag het Johannesfeest ons elk jaar weer bepalen bij het grote geschenk van het nieuwe begin dat ons in deze tijd wordt toevertrouwd.


[1] Zie voor een verdere toelichting: Emil Bock De Jaarfeesten als kringloop door het jaar, Uitg. Christofoor, 5e druk, 2007

[2] Lucas 7: 28

[3] Zie Brigitte Barz, Jaarfeesten vieren met de kinderen, Uitg. Christofoor, 4e druk 2011, blz. 65, 66

[4] Zie Juul van der Stok, Schipper mag ik overvaren, De jaarfeesten in de stroom van de seizoenen, Uitg. Nearchus, 2e druk 2011

Dit artikel is overgenomen uit Verwachting nr. 63, 2012 Een uitgave van de stichting De Heraut. Zie ook www.stichtingdeheraut.nl

© Esoterisch Christendom 2024