menu

Het verschil tussen het oude Christendom en het esoterische Christendom

Hans Stolp 

Iemand vroeg me: Wat is nu eigenlijk het kenmerkende verschil tussen het oude, kerkelijke Christendom en het esoterische Christendom? De verschillen tussen die beiden zijn groot. Maar, wat voor mij het belangrijkst is, die verschillen liggen niet zozeer op het theoretische vlak, maar leiden tot heel verschillende levenshoudingen. Een kerkelijke christen staat heel anders in het leven dan iemand die leeft in de sfeer van het esoterisch Christendom. Het leek me ook voor onze lezeressen lezers een belangrijk thema, en daarom wil ik daar graag wat nader op ingaan.

1. Het eerste verschil:
we blijven zelf verantwoordelijk voor onze daden

De beroemde Duitse theologe Dorothee Sölle – ze overleed in 2003 – zei eens dat God de kampbeulen uit de Tweede Wereldoorlog niet vergeeft achter de rug van de slachtoffers om. Ze bedoelde dit: volgens de gangbare theologie kan een mens die berouw krijgt, vergeving krijgen. Dus ook als een kampbeul - die gedurende de Tweede Wereldoorlog in de concentratiekampen in Duitsland, duizenden Joden en andere slachtoffers naar de gaskamer had gestuurd - na de oorlog alsnog berouw kreeg en aan God om vergeving vroeg, kréég hij die vergeving. Dat was in de ogen van Sölle onvoorstelbaar: hoe kan God dat nu doen? De enigen die de kampbeulen vergeving zouden kunnen schenken, zijn de slachtoffers. Hen was dat kwaad immers aangedaan. Niet God moet vergeving schenken, dat kunnen alleen de slachtoffers zélf doen, was de stelling van Sölle.

In deze worsteling rond het thema vergeving zie ik het eerste kenmerkende verschil tussen het kerkelijke Christendom en het esoterische Christendom. Want volgens de esoterische traditie blijven wij mensen zelf verantwoordelijk voor onze daden en vergeeft God ons niet achter de rug van onze slachtoffers om. Dat heeft te maken met het inzicht in karma, een woord uit het oud-Indisch (ofwel Sankriet) dat daden of handelingen betekent. Karma wil zeggen dat ik verantwoordelijk blijf voor al mijn daden en handelingen en dat ik in volgende levens de kans krijg die verantwoordelijkheid te dragen en mijn karma uit te werken.

De wet van karma is heel treffend door Paulus geformuleerd, die (in Galaten 6 : 7) schreef: Wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Veel mensen hebben in de loop der eeuwen deze uitspraak van Paulus maar vreemd en onterecht gevonden. Hoe kan hij dat nu zeggen? Zoveel mensen ontspringen de dans en krijgen helemaal geen vergelding voor de daden die ze begingen. Ook veel kampbeulen bleven ongestraft, omdat ze naar Zuid-Amerika vluchtten en daar anoniem verder leefden tot aan hun dood. Ze werden dus niet gestraft en oogstten niet wat ze zaaiden.

Hoe kon Paulus die uitspraak dan toch doen? Om dit te begrijpen moet je in gedachten aan zijn uitspraak toevoegen: zo niet in dit leven, dan in een volgend leven. Wie zich verdiept in de zo bijzondere mens die Paulus was, ontdekt al gauw dat hij een van de belangrijkste en grootste vertegenwoordigers van het esoterische Christendom is. Zijn grootste begaafdheid ligt misschien wel in het feit dat hij in staat was zijn inzichten in vereenvoudigde vorm ook aan mensen over te dragen die nog niets van het esoterische Christendom begrepen of afwisten. Zijn bovenstaande uitspraak is er dan ook een in vereenvoudigde vorm. Hij liet de toevoeging (zo niet in dit leven, dan in een volgend leven) weg om mensen die nog niets van reïncarnatie wisten, niet in de war te brengen.

Ook volgens Paulus blijven wij dus verantwoordelijk voor al ons doen en laten en kunnen we de verantwoordelijkheid daarvoor niet op anderen afschuiven, zelfs niet op God: we zullen immers oogsten wat we gezaaid hebben. Ofwel: we zullen ooit zelf ervaren wat we anderen hebben aangedaan Wel is het zo dat Christus ons vergeeft. Zijn vergeving houdt in dat Hij de band van liefde met ons aanhoudt, wat we ook gedaan hebben en dat Hij ons de kracht geeft om ons karma uit te werken. En let wel: zonder die kracht zou het ons écht niet lukken om ons karma uit te werken![1]

Dit belangrijke verschil tussen het oude, kerkelijke Christendom en de esoterische traditie (voor wat betreft onze blijvende verantwoordelijkheid en ons karma), kan ik met een eenvoudig beeld toelichten. Bij onvolwassen kinderen blijven de ouders verantwoordelijk voor de daden van hun kinderen. Als die kinderen een raam bij de buren ingooien, worden de ouders aangesproken en moeten zij voor de schade opdraaien. Maar als de kinderen eenmaal volwassen zijn geworden, het huis zijn uitgegaan en op zichzelf wonen, blijven zij zelf verantwoordelijk voor hun daden. Als ze dan op een keer in een boze bui de ramen van hun buren ingooien, worden zij zelf aangesproken voor de schade, en niet hun ouders. Hun ouders kunnen hun kinderen dan wel helpen en bijstaan, maar ze dragen niet langer de verantwoordelijkheid voor de daden van hun kinderen.

Toegepast op ons onderwerp, maakt dit voorbeeld het volgende duidelijk: wij mensen zijn in geestelijke zin min of meer volwassen geworden - en dus blijven we nu als volwassen geworden kinderen zelf verantwoordelijk voor onze daden. We kunnen die verantwoordelijkheid niet (langer) op onze geestelijke ouders (en dus ook niet op God) afschuiven. Ook Christus ziet ons als volwassen mensen. Daarom kan en wil ook Hij ons niet onze verantwoordelijkheid afnemen. Daarom houdt de vergeving die Hij ons schenkt, niet in dat hij onze schulden uitwist, maar dat Hij, net als ouders van volwassen kinderen, solidair met ons blijft wat we ook gedaan hebben, en ons met al zijn kracht bijstaat in het dragen van onze verantwoordelijkheid.

Het is jammer dat Dorothee Sölle niets van het esoterisch Christendom afwist. Ze behoorde tot de generatie in Duitsland voor wie de vraag naar vergeving zo belangrijk was: zij en haar tijdgenoten moesten immers in het reine zien te komen met de verschrikkelijke oorlogsmisdaden die door hun eigen landgenoten in hun eigen tijd gepleegd waren. Had Sölle iets van het esoterisch Christendom afgeweten, dan zou ze daarin waarschijnlijk een bevredigend antwoord gevonden hebben op dat probleem van de vergeving dat haar en haar generatie zo intens heeft bezig gehouden.

Het tweede verschil:
het gaan de weg naar binnen in plaats van geloven

Het tweede kenmerkende verschil tussen het oude, kerkelijke Christendom en het esoterisch Christendom is dit: het esoterische Christendom leert ons de weg naar binnen te gaan, terwijl het oude, kerkelijke Christendom (kort door de bocht gezegd) ons niet alleen geboden voorhoudt, maar ook dogma’s en leerstellingen waarin wij moeten geloven.[2]

Wie dat echter niet doet, maar al die uiterlijke autoriteiten durft los te laten en (met vallen en opstaan) de weg naar binnen gaat, doet een heel bijzondere ervaring op. Op die weg krijgen we namelijk steeds meer zelfinzicht: we kijken als het ware in een spiegel naar onszelf en worden ons bewust wie we eigenlijk zijn. Daarbij worden wij ons ook onze eigen schaduw bewust. Wanneer we volhardend, met geduld en liefde aan die bewustwording (van onszelf en onze schaduw) blijven werken, gebeurt er iets bijzonders. We merken dat we een innerlijke gevoeligheid krijgen voor ons eigen geweten en we ervaren dat we een steeds sterkere verbinding daarmee krijgen. Vervolgens beginnen we te ervaren dat we, hoe meer ons geweten tot ons begint te spreken, de uiterlijke geboden steeds minder nodig hebben. Het is niet voor niets dat Jezus Christus vertelt dat de (uiterlijke) geboden vervuld zijn en dat hij ons in plaats van De Tien Geboden de Zaligsprekingen heeft gegeven. De Zaligsprekingen zijn in feite aanwijzingen voor het gaan van de weg naar binnen en geven tussen de woorden door onder andere antwoord op de volgende vragen[3]: Wat gebeurt er, als je aan die weg begint? En welke bijzondere ervaringen doe je daarbij op?

Behalve met het geweten, krijgen we op de weg naar binnen ook een levende verbinding met ons innerlijk weten. Op de een of andere manier beginnen we te ontdekken dat de échte antwoorden op de belangrijke levensvragen van binnenuit naar boven komen. Hoe meer we in verbinding komen met dit innerlijke weten, hoe meer we in staat raken alle uiterlijke autoriteiten los te laten.

Het gaan van de weg naar binnen maakt ons dus zelfstandig en leert ons de belangrijke antwoorden en de voor ons geldende normen en waarden binnen in onszelf te vinden. De esoterische traditie schrijft ons dan ook geen normen, waarden en geloofsregels voor, maar helpt ons bij het gaan van de weg naar binnen: de inwijdingsweg.

Het derde verschil:
de essentie van het leven is groei

Het derde grote verschil tussen de oude, kerkelijke traditie en het esoterische Christendom is het inzicht dat de essentie van het leven groei is. Dat lijkt misschien zo simpel: de essentie van het leven is groei. Maar dat is het niet. Want dit inzicht heeft grote gevolgen. Het betekent allereerst dat ik zal moeten leren loslaten wat ik in mijn geestelijke ontwikkeling ontgroei: mensen, situaties of wat dan ook. Groei gaat onherroepelijk gepaard met het loslaten van het oude. En gaat dus gepaard met pijn en verdriet.

Dit beginsel van groei houdt ook in dat ik vandaag anders denk, anders kijk, anders voel dan ik morgen zal doen. Morgen zeg ik waarschijnlijk weer andere dingen, morgen heb ik misschien weer nieuwe inzichten opgedaan. Ik mag dus nooit zeggen: zo is het, maar: zo kijk ik er op dit moment tegen aan. Ook mijn inzichten groeien en veranderen voortdurend: dat is immers de essentie van groei.

Dat betekent dus ook dat ik nooit de wijsheid in pacht heb. En dat ik ook nooit tegen anderen zal kunnen en mogen zeggen: zo zitten de dingen in elkaar en dit en dat heb je te geloven. Ik kijk er immers morgen ook zelf weer anders tegenaan. Het principe van groei betekent dus een relativering van mijn eigen overtuigingen en respect voor de overtuigingen van de ander. Misschien betekent het inzicht van de ander wel een impuls voor mijn eigen ontwikkeling. Wie zich dus bewust is van het principe van groei, zal steeds weer bereid zijn naar anderen te luisteren.

Het principe van groei betekent ook dat de beelden die wij van God maken (God is de Vader, de Moeder, energie, enzovoort) altijd ontoereikend zijn. Het zijn beelden die mij op dit moment, in deze fase van mijn geestelijke ontwikkeling, helpen om iets van Haar/Hem te begrijpen. Maar morgen, over een jaar of in een volgend leven zal ik weer andere beelden vinden die mij iets over Haar/Hem vertellen.

In de esoterische traditie ontbreekt daarom ‘het vingertje’. Evenmin kent zij dogma’s of leerstellingen die je te geloven hebt. We zijn samen onderweg en ieder gaat daarbij op een heel eigen, unieke manier die weg naar binnen. En ieder van ons groeit daarbij op de eigen, unieke manier, tot heel eigen, unieke inzichten. Het woord esoterisch betekent (behalve geheim) ook innerlijk: het gaat om een innerlijke kennis die wij opdelven in ons eigen hart.

Het vierde verschil:
een andere kijk op de tijd waarin wij leven

Het vierde verschil tussen de oude kerkelijke traditie en het esoterische Christendom is de heel andere kijk op de tijd waarin wij leven. Voor het kerkelijke christendom is dit een ‘gewone’ tijd, een tijd als alle andere tijden. Maar voor het esoterische Christendom is dit de meest bijzondere tijd die wij ooit in de evolutie meegemaakt hebben. Het is de tijd van de meest beslissende overgang, die nu (steeds voelbaarder voor iedereen) zo duidelijk in gang gezet is. Laat me dat op de volgende manier mogen toelichten.

Essentieel voor de esoterische traditie is het sterke besef dat wij (onder andere) hier op aarde zijn om te werken aan onszelf. We hebben allemaal onze schaduwkanten, onze angsten, onze onzekerheden, onze jaloezieën en ga zo maar door. Het leven op aarde is immers dualiteit. Waar licht is, daar is ook duisternis. Werken aan de omvorming van onze schaduw: dat is onze opdracht. Het aardse leven is dan ook een inwijdingsweg, een weg van gestage geestelijke groei. En alle ervaringen die in het leven op ons afkomen, zijn even zovele levenslessen, waaraan wij kunnen groeien – vaak dwars door pijn, verdriet en onmacht heen.

Maar als wij leven na leven groeien en ons geestelijk steeds verder ontwikkelen, zegt de esoterische traditie, zullen wij op een zeker moment gevoelig worden voor de verborgen goddelijke kracht in ons: onze innerlijke Christus. Die goddelijke kracht is bij alle religies bekend en heeft dan ook vele namen gekregen: in het Boeddhisme wordt die kracht wel onze boeddhanatuur genoemd, in andere religies de geest, onze hoger zelf of ons hogere ik.[4]

Wanneer wij ons steeds sterker met deze goddelijke kracht leren verbinden, bereiken we daarmee het grote keerpunt in de evolutie. Want die goddelijke kracht, de innerlijke Christus, zal zich in de toekomst steeds verder in ons ontplooien en zal ons meer en meer doorstromen en bezielen. We beginnen dan ook met de geboorte van de innerlijke Christus aan heel nieuw groeiproces, waarbij wij leven na leven steeds verder vergeestelijkt of verchristelijkt (=doortrild door de kosmische Geest van de liefde) worden.

Wat ik nu schrijf, is voor de esoterische traditie heel beslissend: heel de evolutie is tot nu toe een geleidelijke afdaling in de wereld van de materie geweest. Maar nu begint er, dankzij de geboorte van de innerlijke Christus, een hele nieuwe, opgaande weg zichtbaar te worden, een weg van vergeestelijking waarbij we langzaam weer opklimmen naar de geestelijke wereld. Voor de esoterische traditie is de tijd waarin we nu leven daarom een beslissende tijd, de tijd van een vergaande wending – en daarom de meest beslissende periode in heel de evolutie zoals we die tot nu toe doorleefd hebben.[5]

Het vijfde verschil:
zijn wij zondig en tot niets goeds in staat, of zijn wij goden?

Het vijfde verschil tussen het oude, kerkelijke Christendom en het esoterisch Christendom, is de kijk of de visie die wij op onszelf hebben. Wat en wie is de mens eigenlijk?

Volgens het oude, kerkelijke Christendom zijn wij vooral zondige mensen die geneigd zijn tot alle kwaad. Zo staat het in de oude catechismus - en vele ouderen kennen die woorden nog uit het hoofd. Maar de esoterische traditie legt de nadruk op het feit dat wij iets van God Zelf in ons meedragen, ofwel: dat wij een goddelijke kern hebben. Daarom zei Jezus ook tegen zijn leerlingen: Jullie zijn goden.[6]

De ontdekking en bewustwording van die goddelijke kern leidt tot een heel nieuw levensgevoel. Leidde dat gevoel van zondigheid er vroeger toe dat we als het ware klein, gebukt en schuldbewust door het leven gingen, het besef dat wij in het diepst van ons wezen aan God verwant zijn, zorgt ervoor dat wij zelfbewust worden en fier rechtop gaan lopen.

Het heeft mij zelf jaren gekost voor ik deze verandering ook werkelijk met heel mijn hart en met heel mijn wezen kon doorvoelen en aanvaarden. Ik kom immers zelf uit de kerkelijke traditie en werd opgevoed met de catechismus. Het gevoel van schuld, zonde en straf zat er dus al vroeg in. Het kostte mij vele jaren om mij van deze negatieve kijk op mijzelf te bevrijden en op een heel nieuwe manier, vol verwondering, naar mijzelf (en anderen!) te leren kijken. Maar juist daardoor heb ik ook zelf ervaren, hoe ingrijpend voor ons eigen levensgevoel deze andere visie op de mens is. De oude kijk houdt je klein: je voelt je slecht en zondig en alles wat je doet is nooit écht goed. De nieuwe kijk daagt je uit: je bent groter en sterker dan je denkt. Er stromen ongehoorde krachten door je heen. Voel ze maar, laaf je eraan en durf ermee te werken.

Het is wel goed, denk ik, om hier nog eens nadrukkelijk te zeggen, dat de ontdekking van onze goddelijke kern nog slechts het begin is van een heel nieuwe ontwikkeling. Nog steeds overheersen onze ego-krachten. Nog steeds is het moeilijk voor ons om ons gewonnen te geven aan die krachten van liefde, vertrouwen en overgave die door ons heen stromen. En we zullen nog heel wat levens nodig hebben, voordat die stille, goddelijke krachten onze ego-krachten getemd en omgevormd zullen hebben. Het zal dus nog heel lang duren, voordat we in ons doen en laten ook werkelijk een beetje op God gaan lijken. En dat besef zorgt ervoor, dat ik die bijzondere woorden van Jezus: Jullie zijn goden, met schroom, terughoudendheid en bescheidenheid gebruik. Maar ik hoef ze ook niet weg te stoppen!

Het zesde verschil:
is Christus een god of mijn oudste broer?

De bovengenoemde ontwikkeling: dat onze goddelijke kern, de innerlijke Christus, in onze komende levens steeds krachtiger door ons heen zal gaan werken, leidt tot een ongehoord perspectief! Want die ontwikkeling zal er voor gaan zorgen dat wij ooit, in de verre, zeer verre toekomst steeds meer op Christus zullen gaan lijken en een zusje en een broertje van hem zullen worden. Ja, uiteindelijk zullen wij zelfs een Christus naast Christus worden… Dat zal zeker nog honderden levens kosten, maar toch, het zál gebeuren: voor wie de weg gaat…

Johannes schrijft in het laatste bijbelboek Openbaring deze prachtige woorden die Christus zelf in een visioen tot hem spreekt: Wie overwint, hem zal ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon…

De overwinning die in deze tekst bedoeld wordt, is (onder andere) de overwinning op mijn ego, de transformatie van mijn schaduw en het doorstaan van lijden en verdriet. Wie het aardse leven als een levensles ziet en aan al die lessen groeit, die zal uiteindelijk de overwinning mogen behalen die Christus bedoelt. Die zal naast hem mogen zitten op de troon, ofwel: die wordt een Christus naast Christus. Dát is het ongehoorde toekomstperspectief dat in deze tijd voor ons begint op te lichten. En in deze zo bijzondere tijd leggen wij de basis voor die ontwikkeling; ofwel: werken wij zó aan onszelf dat wij de geboorte van de innerlijke Christus heel concreet mogen gaan ervaren. Want alleen die geboorte maakt de ontwikkeling mogelijk die ons tot een zusje of broertje van Jezus Christus maakt.

Het verschil tussen de oude, kerkelijke traditie en het esoterisch Christendom is onder meer ook dit: in het kerkelijke Christendom wordt Jezus Christus gezien als een Gods zoon, en dus als een god die onbereikbaar ver weg boven ons staat. Een vergelijking tussen hem en ons is niet mogelijk: hoe zou een mens het wagen zich met een god te vergelijken? Maar in het esoterische Christendom wordt hij gezien als onze oudere broeder die ons is voorgegaan en die ons roept hem te volgen, net zolang tot wij aan hem gelijk geworden zijn… En zó leeft hij ook in mijn hart: als mijn oudere broeder.

7: Een intieme band met de innerlijke Christus én met Christus die van buiten tot mij komt

Volgens de esoterische traditie is het aardse leven dualistisch. Alles is dualiteit: er is licht, maar ook donker. Er zijn mannen, maar ook vrouwen, er is binnen en buiten, onder en boven, hemel en aarde, leven en dood, en ga zo maar door. Werkelijk bij alles kun je een andere, tegenovergestelde pool vinden.

Dat heeft een vergaande betekenis: als in ons ínnerlijke leven Christus tot een bewuste kracht begint te worden, zullen wij ook als vanzelf met de uiterlijke Christus in verbinding komen. Zo binnen, zo buiten. En nu de Christus in deze bijzondere tijd in ons innerlijk geboren wordt, en nu wij ons de innerlijke Christus steeds meer bewust beginnen te worden, zullen wij ook in staat raken Hem in de sfeer buiten ons waar te nemen. Steeds meer mensen nemen dan ook de stralende gestalte van Christus schouwend waar. Zomaar, als een gestalte vol troost die hen bemoedigt in een donkere periode. Of als een Bron van kracht in een tijd van vertwijfeling. Of als een stille aanraking tijdens het gebed of de meditatie… Er zijn zovele manieren waarop mensen in onze tijd zijn aanwezigheid beginnen te ervaren.

We mogen zeggen: in deze tijd wendt hij zichzelf heel concreet tot ons om ons wakker te roepen en ons bij te staan op die soms zo moeilijke inwijdingsweg. De weg die leiden zal tot de geboorte van zijn kracht en zijn wezen in ons hart. Ik weet uit vele gesprekken en ontmoetingen met anderen, hóeveel mensen in onze tijd aangeraakt werden door hem, en hoe zij vanaf dat moment een onverwoestbare, levende band van liefde met hem gekregen hebben.

Van Roelof (zie het begin van dit artikel) weet ik dat ook hij, net als ik, een sterke en intieme band met Christus heeft en dat heel zijn hart op hem gericht is. En juist dát is zijn verbinding met de EO: in die sfeer leven vele mensen met een diepe liefde voor Christus. Jammer genoeg valt deze intieme verbondenheid met Christus in de moderne theologie nauwelijks terug te vinden. Vandaar dat Roelof zich (op dit belangrijke punt) meer met de EO, dan met de moderne theologie verbonden voelt. Maar uit al het bovenstaande wordt meteen ook duidelijk, hoe levensgroot de verschillen zijn tussen het esoterische Christendom en de EO. Want in de esoterische traditie wordt de nabijheid van Christus zowel innerlijk, als uiterlijk ervaren. Terwijl dat in het kerkelijke Christendom beperkt blijft tot een uiterlijk verschijnsel.

Na afloop van mijn lezingen zeggen mensen mij vaak zoiets als het volgende: Wat je vertelde, wist ik eigenlijk al wel, maar ik had er nog geen woorden voor. Die woorden ontroeren mij. Want hoe kunnen de mensen dit eigenlijk al weten? Dat is mogelijk omdat er vanuit de geestelijke wereld aan ons gewerkt wordt om ons tot de nieuwe/oude inzichten van het esoterisch Christendom te brengen. Want in deze beslissende tijden zijn het juist deze inzichten die wij nodig hebben, die een troost voor ons hart zijn, die ook jongeren aanspreken en inzicht geven en die ons helpen om in vol vertrouwen onze heel eigen weg te gaan.

Dat ik er zelf aan mag bijdragen om deze weg zichtbaar en toegankelijk te maken, ervaar ik als een groot geschenk. En nog groter is het geschenk dat ik dat samen met vele anderen mag doen die ieder op hun eigen manier, in hun eigen leven, de esoterische traditie doorgeven aan anderen.


[1] Wat de uitdrukking: de vergeving van onze zonden betreft, vertelt de esoterische traditie dat ons kwaad drie aspecten heeft: wij doen de ander kwaad, we doen onszelf kwaad, én we verduisteren de geestelijke atmosfeer van de aarde. Voor die eerste twee factoren blijven wij zèlf verantwoordelijk: dat karma zullen we zelf in volgende levens moeten vereffenen. Maar Christus heeft bij en met zijn dood de geestelijke sfeer van de aarde (de aura van de aarde of de etherische sfeer) gereinigd van al het kwaad dat wij daarin neergelegd hadden. Had Christus dat niet gedaan, dan zou de aarde allang uit elkaar gespat zijn en aan al dat kwaad ten onder gegaan zijn. Dat dit, dankzij het offer van Christus, niet gebeurd is, betekent dat wij onze ontwikkeling en evolutie op aarde kunnen voortzetten en dat die niet op een onherstelbare wijze werd afgebroken. Het offer van Christus heeft dus werkelijk zeer vergaande en grootse gevolgen, maar neemt ons onze persoonlijke verantwoordelijkheid niet af. De verlossing van Christus betekent dus niet dat Hij ons ons karma afneemt, maar het betekent dat Hij het ons mogelijk maakt dat karma zélf te overwinnen en te transformeren. terug

[2] Nadrukkelijk wil ik hierbij zeggen dat het kerkelijke Christendom in de voorbije eeuwen en tijden een belangrijke functie heeft vervuld: wij waren er in meerderheid immers nog niet aan toe om de weg naar binnen te gaan en we hadden nog onvoldoende geestkracht ontwikkeld om uiterlijke autoriteiten los te laten en te leren luisteren naar ons eigen geweten. Eerst in onze tijd zijn we toe aan deze stap vooruit in de evolutie. Bovendien zien we ook in de kerken allerlei ontwikkelingen, waarbij het gaan van de weg naar binnen als belangrijker gezien wordt dan het gehoorzamen aan regels, dogma’s enzovoort. terug

[3] De Zaligsprekingen staan in Het Evangelie van Mattheus 5 : 1 – 12. Een van de uitspraken van Jezus daarin luidt bijvoorbeeld: Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. De bedoeling van de woorden is deze: werk aan jezelf, zodat je vrede om je heen verspreidt, en geen onrust of strijd. Wanneer je op die manier aan jezelf werkt, zullen de mensen dat aan je merken, en zij zullen zeggen dat je een bijzonder mens bent die een speciaal lijntje heeft met God. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Nelson Mandela. Voor een verdere toelichting op de Zaligsprekingen, zie het boekje dat ik samen met Harm Wagenmakers schreef: De Zaligsprekingen als inwijdingsweg. Het werd in 1998 uitgegeven door uitgeverij Ankh-Hermes. terug

[4] De ontdekking van onze goddelijke kern, onze innerlijke Christus, leidt ook tot een andere visie op de dood. Want mijn lichaam en mijn ego zijn sterfelijk, maar mijn innerlijke Christus is eeuwig en kan niet sterven. In een volgend leven is het mijn innerlijke Christus of hoger zelf dat terugkeert; het wordt echter in dat nieuwe leven bekleed met een nieuw ego en een nieuw fysiek lichaam. terug

[5] Zie voor een toelichting op deze tijd het boek dat ik samen met Margarete van den Brink schreef: De bijzondere tijd waarin wij leven, Uitgeverij Ankh-Hermes, 2004 terug

[6] Zie Het Evangelie van Johannes 10 : 34. Het is niet toevallig dat we deze uitspraak in het Johannes-Evangelie vinden, want juist dit Evangelie is uiterst spiritueel en staat boordevol esoterische inzichten. terug

Dit artikel is overgenomen uit Verwachting, een uitgave van de stichting De Heraut. Zie ook www.stichtindeheraut.nl

© Esoterisch Christendom 2024